Jaco van den Brink
Enkele maanden geleden vond een boeiend kort geding plaats voor de rechtbank Gelderland. Deze rechtbank deed een opvallende uitspraak met betrekking tot de werking van een concurrentiebeding bij beëindiging van een franchiseovereenkomst (Rb. Gelderland d.d. 9 maart 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:1629).
Het vonnis is een bevestiging van de jurisprudentie waarin de geldigheid van een concurrentiebeding wordt onderworpen een billijkheidsoordeel met het oog op de dan actuele belangen van partijen.
Het ging om een bakkerswinkel in Ede, die werd gedreven door een VOF. Deze VOF had zowel een franchise- als een huurovereenkomst met de franchisegever, die per 31 maart 2015 zouden eindigen. In het franchisecontract was een beding opgenomen waarin de VOF werd verboden om gedurende één jaar na het beëindigen van de overeenkomst binnen het contractgebied (stadsdeel) een bakkerij te exploiteren. Gezien de beperking naar tijd en plaats op het eerste gezicht een niet uitzonderlijk bezwarend concurrentiebeding.
Niettemin slaagde de VOF erin de voorzieningenrechter te overtuigen dat het concurrentieverbod buiten toepassing moest blijven, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Dit om de volgende redenen. Wat betreft de franchisegever: deze kon slechts een gering belang aanvoeren bij handhaving van het beding, omdat duidelijk was geworden dat zij sowieso geen franchisevestiging in het contractgebied meer wilde openen. Aan de zijde van de VOF daarentegen was het belang aanzienlijk: zij had aanzienlijk moeten investeren in de inventaris die slechts haar gebruikswaarde kon behouden wanneer de VOF op diezelfde locatie de bakkerswinkel kon voortzetten. Aan het overeengekomen concurrentiebeding kwam geen werking toe.
Een ander onderdeel van het geding vormde de huurrelatie. De franchisegever was huurder, de VOF onderhuurder. De huurovereekomst zou eindigen, dus lag voor de hand dat de VOF moest ontruimen. Echter, de franchisegever reeds duidelijk had gemaakt dat zij het pand niet verder wilde gebruiken. De VOF stelde een overeenkomst te kunnen sluiten met de hoofdverhuurder. Ook hier koos de voorzieningenrechter voor een maatwerkoplossing: de VOF werd ontheven van ontruiming onder voorwaarde dat zij tijdig een contract had met de hoofdverhuurder.
Franchiseverhoudingen kenmerken zich nogal eens door de veelheid aan tentakels.
Franchiseverhoudingen kenmerken zich nogal eens door de veelheid aan tentakels: formuleverplichtingen, inkoopverplichtingen, huurverplichtingen, concurrentieverplichtingen enzovoorts. Kennelijk tracht de rechtspraak een alomvattende afhankelijkheidsrelatie te voorkomen.