Een schrijnende situatie: kind komt in een pleeggezin terecht nadat haar vader (vermoedelijk) haar moeder heeft vermoord en hiervoor strafrechtelijk is veroordeeld. Ook in dit soort gevallen moeten hulpverleners en de rechter de handen ineen slaan om na te denken over het meest wenselijke contact tussen vader en kind. Sommige mensen zullen zich afvragen: welk kind heeft nou belang bij omgang met een vader die (vermoedelijk) zijn of haar moeder heeft vermoord? Het antwoord op deze vraag lijkt simpel. Het is echter aan hulpverleners en de kinderrechter om dieper in de kwestie te duiken. Welke belangen spelen hierbij een rol?
Recht op omgang
In ieder geval geldt dat een vader niet zomaar omgang met zijn kind kan worden onthouden. De wet schrijft voor dat een ouder het recht op omgang met het kind heeft en omgekeerd. Uitgangspunt is dus dat het in het belang van beiden is om contact te hebben met de ander. Ook in het geval van partnerdoding regelt de wet hoe omgang vormgegeven moet worden. Wanneer de ene ouder wordt verdacht van of wordt veroordeeld voor het doden van de andere ouder, stelt de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) een onderzoek in naar de wenselijkheid van een contact-of omgangsregeling tussen ouder en kind en welke voorwaarden hierbij moeten gelden.
Contactherstel
Welke afwegingen moeten hierbij in de praktijk worden gemaakt? Een concreet voorbeeld hiervan zien we bij de rechtbank Amsterdam. Hier buigen de Raad, de GI (gecertificeerde instelling), de bijzondere curator en de kinderrechter zich over bovenstaande kwestie. Vader doet een verzoek om een omgangsregeling vast te laten stellen tussen hem en zijn dochter. Hij geeft aan dat hij altijd een belangrijke rol speelde in haar leven; zij woonden samen als gezin en hij verzorgde haar. De band tussen hem en zijn dochter was goed.
Ook de betrokken GI en bijzondere curator vinden het in het belang van het kind om omgang te hebben met haar vader. De bijzondere curator benadrukt dat de dochter niet alleen haar moeder heeft verloren, maar ook het contact met haar vader. De GI adviseert hierbij wel het contact op te bouwen in overleg met de betrokken hulpinstanties.
Uit het onderzoek van de Raad komt naar voren dat er geen gronden zijn om de omgang tussen vader en dochter te ontzeggen. Zij vinden het in het belang van het kind om te zien dat zij een vader heeft die van haar houdt. Ook vindt de Raad het belangrijk dat de laatste herinnering van de dochter aan haar vader niet is dat hij haar moeder pijn doet of heeft gedaan.
Bovenstaande standpunten moeten door de rechter worden afgewogen.
Voorwaarden op maat
De rechter sluit zich aan bij de standpunten van de GI, de bijzondere curator en de Raad en neemt de voorwaarden die door de Raad zijn opgesteld over. Omgang tussen vader en kind moet worden opgestart, onder de volgende voorwaarden:
De dochter krijgt trauma begeleiding om te onderzoeken of zij omgang met haar vader aankan;
De vader moet tijdens een bezoek zijn emoties onder controle houden. Ook wordt voorafgaand aan een bezoek besproken wat hij wel en niet tegen zijn dochter mag zeggen;
Professionals helpen het pleeggezin van het kind om het contact met de vader voor te bereiden en haar na het bezoek op te vangen;
De GI onderzoekt welke hulp vader en kind nodig hebben om de bezoeken in goede banen te leiden.
Het belang van een ouder
Partnerdoding roept in de samenleving veel verontwaardiging op. Maar zelfs in het extreme geval van partnerdoding, kan er niet automatisch vanuit worden gegaan dat het niet in het belang van het kind is om omgang te hebben met de ouder. Ook in dit geval moet er worden onderzocht of contact toch mogelijk is en onder welke voorwaarden. Wat vaak wordt vergeten is dat het kind– ongeacht de omstandigheden - al één biologische ouder heeft verloren en contact met de overgebleven ouder daardoor des te belangrijker is.