Natasja Barské-Gelling


De wijze waarop de rechter de draagkracht van een ondernemer om alimentatie te kunnen betalen beoordeelt kan nogal eens wisselend zijn.

De wijze waarop de rechter de draagkracht van een ondernemer om alimentatie te kunnen betalen beoordeelt kan nogal eens wisselend zijn.

Welke rechtsvorm?

Bij een ondernemer die zijn onderneming in de vorm van een eenmanszaak of VOF voert is - kort samengevat - de bedrijfseconomische winst het uitgangspunt voor het beoordelen van de draagkracht. In de praktijk wordt vaak het gemiddelde van de winsten van de afgelopen drie jaren in de beoordeling betrokken. Ook een andere benaderingswijze is mogelijk, bijvoorbeeld door te kijken naar de te verwachte beschikbare winst van de ondernemer. Als hier echter geen beroep op wordt gedaan, dan wordt toch nog meestal gekeken naar de gemiddelde winst over drie jaren.

De benaderingswijze is anders bij een ondernemer die DGA van zijn B.V. is. In dat geval wordt allereerst gekeken naar het salaris van de DGA. Daarnaast wordt beoordeeld welk inkomen hij zich in redelijkheid kan verwerven. In het kader kan ook de in de vennootschap behaalde winst een rol spelen. Beoordeeld moet worden in hoeverre er ruimte bestaat om een hoger salaris dan wel een dividenduitkering uit te laten keren. De uitkomst kan in dat geval relevant anders zijn.

Wijziging van rechtsvorm

Maar wat nu als een alimentatieplichtige op enig moment de rechtsvorm van zijn onderneming wijzigt? Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft recent uitspraak gedaan in een zaak waar hier sprake van was. De man in kwestie voerde zijn onderneming ten tijde van het huwelijk in de vorm van een vennootschap onder firma. Op enige moment heeft hij ervoor gekozen om de onderneming om te zetten in een BV en zich een relevant lager salaris toe te kennen. Het gemiddelde bedrijfsresultaat over 2015, 2016 2017 (toen nog sprake was van een VOF) was € 65.807,- bruto per jaar. De man keerde zich in de B.V. een DGA salaris uit van € 45.000,- bruto per jaar. De vrouw in kwestie stelde zich op het standpunt dat sprake is van verwijtbaar inkomensverlies.  

De man had een verklaring van zijn accountant in het geding gebracht, waarin de accountant de structuur heeft uiteengezet en verder heeft uiteengezet hoe een eventuele dividenduitkering in zijn werk gaat. De accountant heeft aangegeven dat de vrij uitkeerbare reserves op dat moment nihil waren. De man had echt verzuimd om jaarstukken van de B.V.’s in te dienen.

Het hof gaat voorbij aan de verklaring van de accountant en stelt vast dat niet beoordeeld kan worden of de man over een hoger inkomen kan beschikken dan uitsluitend het voornoemde DGA salaris. Dit kwam echter met name omdat de man onvoldoende bewijsstukken in het geding heeft gebracht.

Redelijkheid

Gegeven het feit dat de man geen jaarstukken heeft overlegd is dit een begrijpelijke beslissing. Als de man jaarstukken in het geding zou hebben gebracht, waaruit vergelijkbare winstcijfers zouden zijn gebleken als de jaren 2015-2017, dan is het maar de vraag wat de uitkomst was geweest. Bij een DGA is immers het uitgangspunt welk inkomen hij zich in redelijkheid kan verwerven. Dit wil echter niet zeggen dat de totale winst in de berekening mee wordt genomen. Dit hangt echt af van de omstandigheden van het geval.

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises