Erhard Koekoek
Erhard Koekoek
Afgelopen zomer moest het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordelen over de gevolgen van een ongeval dat een vrijwilliger van een parochie was overkomen. Deze vrijwilliger was lid van een ‘klusgroep’ van de parochie. Met goedkeuring van het parochiebestuur zou de ‘klusgroep’ van de parochie verlichting plaatsen op het dak van de kerk om zo de muur en de toren van de kerk te verlichten. Op het dak van het kerkgebouw ging het echter mis. Het was donker, de vrijwilliger zag een niveauverschil op het dak niet en viel van het kerkgebouw af. De gevolgen waren zeer ernstig. Het letsel bestond onder meer uit een (blijvende) dwarslaesie, gebroken ribben en een gebroken nekwervel.
Zie ook: Aansprakelijkheid voor schade bij vriendendiensten
De vrijwilliger stelde vervolgens de parochie en diens verzekeraar aansprakelijk voor de schade. Daarvoor verwees de vrijwilliger naar een wetsartikel dat gaat over de zorgplicht van een werkgever. Dat artikel zegt dat een werkgever die tekort schiet in zijn zorgplicht tegenover de werknemer aansprakelijk is voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. De wetgever heeft met de toenemende flexibilisering op de arbeidsmarkt ook nagedacht over situaties waarbij geen sprake is van een 100% werknemerrelatie. Dan valt vooral te denken aan de situaties waarin een werkgever naast zijn eigen werknemers gebruik maakt van bijvoorbeeld uitzendkrachten of ZZP’ers. De wetgever vond dat een werkgever die zijn zorgplicht niet nakomt op gelijke voet aansprakelijk moet zijn voor schade van werknemers als van anderen die bij hem werkzaam zijn. Maar in het geval van de vrijwilliger van de parochie was toch helemaal geen sprake van een werknemer of ander ingeleend personeel? Dat klopt, althans dat vond de kantonrechter ook en de vordering van de vrijwilliger werd afgewezen.
De inzet van vrijwilligers kan dus leiden tot aansprakelijkheid van de werkverschaffers wegens schending van de zorgplicht.
De vrijwilliger liet het er echter niet bij zitten en ging in hoger beroep. Daar trof hij een gerechtshof dat er heel anders over dacht. In dit soort situaties moet namelijk de vraag worden gesteld of de werkzaamheden – vrijwillig of niet – plaats vinden in de uitoefening van het beroep of bedrijf. Anders gezegd; was sprake van bedrijfsuitoefening door de parochie. Deze juridische term moet worden uitgelegd aan de hand van alle omstandigheden van het geval. In dit geval was de ‘klusgroep’ redelijk goed georganiseerd; de klusgroep was door de parochie opgericht en de vrijwilligers kwamen eens per maand bijeen om plannen te bespreken. De parochie genereerde ook inkomsten door dienstverlening bij huwelijksvoltrekkingen en uitvaartdiensten en had ook ‘gewone’ werknemers in dienst. Bovendien had de parochie het plaatsen van de verlichting ook door haar ‘gewone’ werknemers kunnen laten verrichten. Met al deze omstandigheden rekening houdend oordeelde het gerechtshof dat sprake was van een bedrijfsuitoefening door de parochie. De parochie kon bijvoorbeeld niet worden gelijkgesteld met een scoutingvereniging die volledig uit leden bestaat.
Nu was vastgesteld dat de parochie een ‘bedrijf’ was, kwam de vraag of het plaatsen van de verlichting op het dak van het kerkgebouw ook echt tot de bedrijfsuitoefening van de parochie behoorde. De parochie zei dat dit niet het geval was. Zij hield zich immers bezig met het belijden van het katholieke geloof. Het gerechtshof beoordeelde vrij klinisch het belijden van het katholieke geloof als een primair proces van bedrijfsvoering, maar zag het plaatsen van de verlichting op het dak als ondersteunende (onderhoud- en reparatie)werkzaamheden aan het primaire proces. Kortom, de door de vrijwilliger verrichte werkzaamheden vonden plaats in de uitoefening van het bedrijf van de parochie. Met dit oordeel viel de vrijwilliger dus inderdaad onder het beschermingsbereik van het wetsartikel (art. 7:658 lid 4 BW) dat gaat over de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid.
De laatste vraag die het gerechtshof nog moest beantwoorden - voordat de vrijwilliger een voorschot van €50.000,- werd toegekend – ging over de zorgplicht. Had de parochie voldoende (veiligheids)maatregelen genomen voordat zij de vrijwilliger het dak op stuurde? In dit geval was daar redelijk snel duidelijkheid over. De parochie had de vrijwilliger geen veiligheidsinstructies gegeven en evenmin waren veiligheidsmaatregelen getroffen. De parochie kon dan ook niet concreet onderbouwen dat aan de zorgplicht was voldaan. Het gerechtshof veroordeelde de parochie en de verzekeraar dan ook om de schade aan de onfortuinlijke vrijwilliger te vergoeden.
Hoewel een werkverschaffer lang niet altijd werkgever is, kan de inzet van vrijwilligers dus leiden tot aansprakelijkheid van de werkverschaffers wegens schending van de zorgplicht. De inzet van vrijwilligers vraagt dan ook om bewustwording van de aansprakelijkheidsrisico’s. Deze risico’s kunnen ondervangen worden in het opstellen van goede vrijwilligersovereenkomsten en alertheid bij het afsluiten van eventuele verzekeringen. U gaat immers een vrijwillig risico aan.
Deze column is ook geplaatst in de Barneveldse Krant, in de rubriek Recht om de hoek.