Natasja Barské-Gelling
Natasja Barské-Gelling
Veel mensen kiezen ervoor – als zij in het huwelijk willen treden - daaraan voorafgaand afspraken maken die vastgelegd worden in zogeheten huwelijkse voorwaarden. In de huwelijkse voorwaarden wordt veelal vastgelegd dat iedere gemeenschap wordt uitgesloten. Daarnaast worden vaak afspraken gemaakt over hoe partijen met elkaar afrekenen als het tot een scheiding zou komen, variërend van koude uitsluiting tot een zogeheten finaal verrekenbeding (inhoudend dat partijen bij een echtscheiding met elkaar af zullen rekenen als waren zij in gemeenschap van goederen gehuwd).
De vraag is of het daarnaast ook mogelijk is om op voorhand al afspraken te maken over de vraag of al dan niet partneralimentatie verschuldigd is, mochten partijen uit elkaar gaan. Deze vraag is al diverse malen aan de rechter voorgelegd. De Hoge Raad heeft hierover in 1980 en 1996 al een uitspraak gedaan. De vaste lijn is dat afspraken over alimentatie voor het huwelijk slechts gemaakt kunnen worden als de alimentatie gelijk of hoger is dan de wettelijke alimentatie.
Recent werd deze vraag opnieuw voorgelegd aan de rechtbank. In de betreffende zaak hadden de echtgenoten een aantal zaken afgesproken. Voor het geval een echtgenoot na een echtscheiding aanspraak maakt op alimentatie, te betalen door de andere echtgenoot, komen partijen (kort samengevat) het volgende overeen:
Alimentatie wordt berekend alsof partijen gehuwd waren sinds 1 september 2007;
Bij de berekening van de alimentatie wordt geen rekening gehouden met het feit dat partijen, of een van hen, in het buitenland zou(den) wonen;
Tot slot stond iets opgenomen voor het geval de man zijn aandelen in een B.V. zou vervreemden zonder toestemming van de vrouw.
De vraag die aan de rechtbank wordt voorgelegd was: kunnen partijen dit overeenkomen?
De rechtbank meent dat dit niet het geval is. De rechtbank geeft aan dat deze gemaakte afspraak niet zien op de hoogte van de alimentatie. Partijen hebben alleen gemaakt over omstandigheden waar bij het vaststellen van alimentatie rekening mee gehouden zou moeten worden. Daarbij meent de rechtbank ook nog dat partijen geen dwingende afspraken hebben gemaakt, maar slechts facultatief. De rechtbank leidt dit af uit de zin: ‘Voor het geval een echtgenoot na een echtscheiding aanspraak maakt op alimentatie (…).’. Om deze reden meent de rechtbank dat deze bepaling nietig is.
Met name dat laatste – dat partijen dit facultatief hebben afgesproken – vind ik discutabel. Op het moment dat de huwelijkse voorwaarden worden opgesteld kan immers nog niet voorzien worden of in de toekomst al dan niet sprake zal zijn van een situatie waarin alimentatie moet worden betaald. Het kan toch immer ook dat bij de scheiding blijkt dat de vrouw geen behoefte heeft aan partneralimentatie of dat er andere redenen zijn dat zij hier (wettelijk) gezien geen recht op heeft. Of hiermee sprake is van een afspraak met een facultatief karakter, vind ik maar de vraag.
Los daarvan wordt opnieuw duidelijk dat het lastig is om in huwelijkse voorwaarden al afspraken te maken over een eventuele partneralimentatie. Dit kan echt alleen als uit de afspraken duidelijk blijkt dat de alimentatie gelijk is of hoger is dan de wettelijke alimentatie.
Een afspraak die bijvoorbeeld wel mogelijk is, is de volgende:
'Indien het huwelijk wordt ontbonden door echtscheiding, zal het bepaalde in artikelen 1:157 tot en met 160 Burgerlijk Wetboek omtrent alimentatie niet van toepassing zijn. De partijen komen hierbij uitdrukkelijk overeen, dat de man in dat geval bij wijze van alimentatie aan de vrouw zal uitkeren een som in contanten groot vijftigduizend euro (€ 50.000).'
Deze bepaling is overigens alleen geldig indien na de scheiding vast komt te staan dat de door partijen overeengekomen onderhoudsbijdrage hoger is dan hetgeen de man op grond van de wettelijke maatstaven aan de vrouw verschuldigd zou zijn.
In eerste instantie leek de wetgever de mogelijkheden om deze afspraken te maken uit te willen breiden, in het kader van contractsvrijheid. In 2015 is een wetsvoorstel ‘Wet herziening partneralimentatie’ ingediend, waarbij een van de voorstellen was om bij huwelijkse voorwaarden vast te leggen of en zo ja tot welk bedrag na echtscheiding de ene echtgenoot tegenover de andere echtgenoot tot een uitkering tot diens levensonderhoud zal zijn gehouden. Dit voorstel is – na kritiek van onder andere de Raad van State – echter herzien. In het huidige wetsvoorstel blijft de nietigheid van een beding tot uitsluiting van partneralimentatie gehandhaafd.
Het is en blijft alleen mogelijk om bij huwelijkse voorwaarden een afspraak over alimentatie te maken, indien dit inhoudt dat de alimentatie wordt vastgesteld op een bedrag dat gelijk is aan of hoger is dan hetgeen volgens de wet verschuldigd zou zijn.