De geschiedenis herhaalt zich. Dat gaat ook op bij belangrijke en ingrijpende wetgeving.

Voordat het BV-recht werd gewijzigd per 1 oktober 2012 (nu kennen wij de “flex-BV”) werd ondanks de juridische discussie en vele vragen vanuit de praktijk, het wetsvoorstel als een haastklus door de Tweede Kamer en vooral door de Eerste Kamer geloodst. Op serieuze vragen werden in de antwoorden steevast dezelfde al eerder ingenomen standpunten en - soms magere - motivering herhaald.

Ook nu, met betrekking tot het Wetsvoorstel Werk en Zekerheid (WWZ) (bekend onder nr. 33 818) zien we dezelfde gang  van zaken. Welke minister kan later aan de jeugd vertellen dat onder zijn bewind het arbeidsrecht  ingrijpend is veranderd en vernieuwd, zij het dat de beoogde datum waarop dat alles zou moeten gaan gelden, na trekken en duwen, politieke compromissen en amendementen, een half  jaartje (dat is ten aanzien van nieuwe wetgeving inderdaad kort) is opgeschoven? Zo iemand schrijft (rechts)geschiedenis.

Op 18 februari 2014 nam de Tweede Kamer het wetsvoorstel aan.  De vaste Commissie voor Sociale zaken en Werkgelegenheid in de Eerste Kamer (dus een groep senatoren) stelt na grondige bestudering van het gewijzigd wetsvoorstel, zijn Voorlopig Verslag vast op 23 april.  Al binnen een week ligt een 120 pagina’s tellende reactie op tafel (de Memorie van Antwoord). Reeds op 3 juni 2014 is het wetsvoorstel mondeling in de Eerste Kamer besproken en 10 juni 2014 wordt erover gestemd. Het is dan óf aannemen óf verwerpen.
Kortom: wat normaal weken tot maanden voortsleept, lukt nu in dagen en weken - maar met eindeloze herhaling van eerder geproduceerde tekstblokken en dus herhaling van oude standpunten zonder dat men oog schijnt te hebben voor bezwaren uit de praktijk van magistraten en rechtshulpverleners.

Maar er is meer. Wie de parlementaire stukken van het wetsvoorstel doorleest, kan vaak genoeg een ondertoontje gewaar worden dat soms betweterig, soms laatdunkend aanvoelt richting de topjuristen die hebben meegedacht (zowel advocaten als hoogleraren; rechters terecht terughoudend in het commentaar geven op wetgeving in de maak).

Deel van kritiek 5 voor 12 aanvaard, om geen ongewenste geschiedenis te schrijven
Desondanks kan niemand eromheen: het wetsvoorstel gaat hoogst waarschijnlijk aangenomen worden.

Het plan is daarbij steeds geweest dat het wetsvoorstel in twee fasen / gedeelten in werking gaat treden. Het eerste deel (dat betreft regels ter versterking van de positie van flexkrachten) zou halverwege 2014 al moeten gaan gelden.

Daarop is bijzonder veel kritiek gekomen, ook in de Eerste Kamer. En dát is commentaar gebleken dat wél is doorgekomen. Maar voordat minister Asscher zich deze kritiek had aangetrokken, was het debat in de Eerste Kamer op 3 juni j.l. al halverwege de avond en bijna ten einde. De minister liet géén onaangenaam ondertoontje horen. Dat wilde hij ook niet want anders zou hij serieus gevaar lopen dat onvoldoende draagvlak over zou blijven om het wetsvoorstel aangenomen te krijgen en in dat geval schrijft de minister straks andere geschiedenis dan hij graag zal zien.

Letterlijk heeft hij daarom gezegd:

“Ten slotte de wel zeer breed geuite zorgen over de inwerkingtredingsdatum van het aantal bepalingen dat per 1 juli moet ingaan. Ik heb u goed gehoord. Ik wil recht doen aan de Eerste Kamer, juist ook in dit debat, en ben bereid daar gevolg aan te geven. Dat er een volgorde zat in eerst de verbetering van de positie van flexarbeiders en later het ontslag, was een beoogd voornemen. Deze Kamer zegt dat je na stemming minder dan drie weken hebt om voor te lichten. Mevrouw Kneppers zei scherp dat niet van iedere werkgever verwacht mag worden dat hij het sociaal akkoord kent. Dat heeft grond, moet ik aan de Kamer toegeven. Ik zal de inwerkingtreding van die bepaling (GvB: dat is het artikel dat het eerste deel van de wet halverwege 2014 laat ingaan) op 1 januari stellen. Dat geeft voldoende tijd om met anderen, ook met werkgevers, voorlichting te geven. Dat biedt werkgevers ook voldoende tijd om zich voor te bereiden op de aanstaande wijziging. Ik hoop dat de Kamer ziet dat ik haar tegemoet kom in dit bezwaar dat van alle kanten geuit werd”.

En met dit lange verhaal is dus niet anders gezegd dan dat evident is dat het voor allerlei betrokkenen zoals CAO-partijen en afzonderlijke werkgevers niet te doen is om zich in een paar weken op de nieuwe regels in te stellen en daarom Wet Werk en Zekerheid eerst per 1 januari 2015 in werking zal treden.

We hebben dus nog een half jaar om ons daar (nog verder) op voor te bereiden.

Deel dit artikel

Expertises