Blog
Ontslag op staande voet is het zogenaamde ultimum remedium in het arbeidsrecht. Oftewel het laatste redmiddel. Omdat een werknemer bij een ontslag op staande van de ene op de andere dag zijn inkomen én zijn recht op een uitkering verliest, moet er altijd een (heel) zwaarwegende en dringende reden voor zijn.
Veel werkgevers zijn zich daar wel van bewust en zullen daarom niet zomaar tot een ontslag op staande voet over gaan. Het zal immers niet voor het eerst zijn dat een rechter prima snapt dat er wel wat aan de hand is geweest, maar dat hij de situatie zo beoordeeld dat een minder zwaar middel als een officiële waarschuwing of een overplaatsing, passender was geweest.
Minstens zo belangrijk als de reden voor het ontslag, is de praktische uitvoering ervan. Zo moet het ontslag tijdig worden gegeven, en het moet de werknemer duidelijk zijn waarom hij is ontslagen. Een heldere ontslagbrief is daarbij cruciaal. In de rechtspraak is bepaald dat de reden die de werkgever in de brief noemt, op zichzelf genoeg reden moet zijn voor het gegeven ontslag. Dat betekent dat bij de beoordeling enkel en alleen naar de genoemde reden wordt gekeken. Formuleert een werkgever de ontslagbrief onzorgvuldig, dan kan een ontslag waar wel degelijk een dringende reden voor aanwezig is, alsnog stuklopen.
In een recente kwestie bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden hoopte een werknemer om die reden alsnog onder een ontslag uit te kunnen komen. Nadat een werknemer zijn werkgever was aangevlogen, volgde voor hem een ontslag op staande voet. In de ontslagbrief stond als reden van het ontslag opgenomen dat werknemer zijn werkgever fysiek had bejegend, door hem vier keer op de armen en tegen het hoofd te slaan. Werknemer vocht het ontslag tevergeefs aan bij de kantonrechter. Hij ontkende te hebben geslagen en volgens hem was enkel sprake van wat duw- en trekwerk, meer niet. Volgens de kantonrechter was echter duidelijk genoeg dat werknemer werkgever wel degelijk fysiek had bejegend, met letsel tot gevolg. Of daarbij vier keer geslagen was en waar werknemer werkgever precies geraakt had, was voor de kantonrechter daarbij niet relevant.
Werknemer ging vervolgens in hoger beroep. Omdat in de ontslagbrief stond dat de werknemer viermaal zou hebben geslagen, en werknemer dat ontkende, was de ontslagreden volgens hem niet aan de orde. Om die reden zou het ontslag volgens hem geen stand kunnen houden. Volgens het hof bleek echter uit de ontslagbrief voldoende dat de essentie van het incident het gebruik van geweld tegen de werkgever was. De genoemde ‘vier klappen’ waren volgens het hof niet meer dan een specificatie daarvan. En omdat de essentie vast stond en op zichzelf voldoende reden is voor een ontslag op staande voet, is het geen probleem dat niet ieder detail van de aangevoerde ontslagreden vast kwam te staan. Het ontslag bleef overeind en het hof kende aan werknemer geen enkele vergoeding toe, omdat het fysiek geweld met letsel tot gevolg, als ernstig verwijtbaar werd beoordeeld.
Het opstellen van een ontslagbrief blijft al met al een gevoelig verhaal waar secuur mee moet worden omgegaan. Weliswaar laat deze uitspraak zien dat soms voldoende is dat de essentie helder moet zijn, maar om discussie of teleurstelling te voorkomen, kan een werkgever niet zorgvuldig genoeg zijn. In andere gevallen zal een gebrekkige ontslagbrief immers niet zomaar meer zijn te corrigeren, met alle gevolgen van dien. Het zou toch jammer zijn als een werkgever om die reden toch bot zou vangen.