Blog
Een Nederlands transportbedrijf leent regelmatig (goedkope) buitenlandse chauffeurs in voor internationale ritten buiten Nederland. De chauffeurs staan op de loonlijst bij een Cypriotisch bedrijf, AFMB Ltd., dat een vervoersovereenkomst heeft afgesloten met het Nederlandse bedrijf. Wat meespeelt is dat AFMB een dochter is van het Nederlands bedrijf. AFMB lijkt dus de eigenlijke werkgever te zijn. Zij heeft een arbeidsovereenkomst gesloten met deze chauffeurs en draagt ook in Cyprië belastingen en premies af. Al gauw ontstaat een conflict met de Nederlandse Sociale Zekerheidsbank (SVB). Die meent namelijk dat het Nederlandse bedrijf de eigenlijke werkgever is en dat dus premies en heffingen in Nederland afgedragen moeten worden.
De SVB heeft in dat kader uiteindelijk een procedure bij het Hof van Justitie EU gestart en vordert dat er premies aan haar afgedragen moeten worden, in plaats van in Cyprië. Kern van het conflict betreft de vraag wie naar oordeel van de Europese rechter nu precies als werkgever moet worden aangemerkt: AFMB, die de vrachtwagenchauffeurs in dienst heeft, loon betaald en premies afdraagt, of de Nederlandse onderneming die de werknemers heeft ingeleend en voor wie de chauffeurs feitelijk hun werkzaamheden verrichten?
De reactie van de advocaat-generaal (AG, die het voorbereidende werk verricht) is klip en klaar: nu het Nederlandse transportbedrijf de chauffeurs, feitelijk gezien, volledig en voor onbepaalde tijd ter beschikking hebben, het feitelijk gezag uitvoeren en de facto de loonkosten dragen, moeten zij als de eigenlijke werkgever worden aangemerkt. Hoewel het Hof nog anders zou kunnen beslissen, is met deze conclusie van de AG de toon wel gezet. Bij een gelijke beslissing van het Hof zullen er dan ook premies en heffingen moeten worden afgedragen aan de SVB.
In feite gaat de consequentie van het advies nog een stapje verder. Uitleg van het begrip ‘werkgever’ heeft namelijk ook gevolg voor de vraag welk arbeidsrecht van toepassing is en of buitenlandse vrachtwagenchauffeurs onder de Nederlandse CAO Goederenvervoer vallen. Zo volgt uit een uitspraak van de Hoge Raad van eind 2018, dat in welk land de werknemer belastingen en heffingen op inkomsten uit arbeid betaalt, en in welk land hij is aangesloten bij de sociale zekerheid, van belang is voor de vraag welk arbeidsrecht van toepassing is. Daarmee kunnen buitenlandse chauffeurs die via een buitenlandse onderneming worden uitgeleend aan een Nederlands transportbedrijf, recht hebben op loon conform de Nederlandse geldende wetgeving en CAO.
De vraag of buitenlandse chauffeurs vallen onder het Nederlands arbeidsrecht speelt ook in een recente en soortgelijke zaak tussen een aantal Hongaarse en Duitse chauffeurs en FNV enerzijds en de Nederlandse onderneming Van den Bosch anderzijds. In deze zaak moet het Hof van Justitie nog uitspraak doen. Wellicht is de conclusie van de AG ook voor die zaak relevant, nu er premies afgedragen moeten worden in het land waar de feitelijke werkgever is gevestigd.
Bovendien is de AG nog van oordeel dat niet alleen naar de juridische constructie gekeken moet worden, maar vooral naar de feitelijke omstandigheden. Op die manier wordt vermeden dat toepassing van het Europees recht bijdraagt aan ontwijking van de arbeidsrechtelijke en sociale bescherming van werknemers.
Kortom: Nu voor het afdragen van premies aan de SVB bekeken moet worden of de Nederlandse transportbedrijven de feitelijke werkgever zijn, geeft dit daarmee eveneens relevante aanknopingspunten voor de vraag of het Nederlandse arbeidsrecht dan ook van toepassing is op ingeleende buitenlandse chauffeurs.
Kort samengevat betekent dit tenslotte het volgende: juridische constructies, waarbij buitenlandse chauffeurs via een buitenlandse onderneming worden ingeleend aan Nederlandse transportbedrijven, kunnen mogelijk niet voorkomen dat in Nederland premies en heffingen betaald moeten worden. Nu de Nederlandse transportbedrijven als de eigenlijke werkgever worden aangemerkt, is dit daarmee eveneens een aanknopingspunt dat Nederlands arbeidsrecht van toepassing is. Dit leidt er dan toe dat mogelijk ook loon conform de Nederlandse CAO betaald moet worden.
Of daar inderdaad sprake van is, dient per geval bekeken te worden. Bent u inlener van buitenlandse werknemers? Dan is het raadzaam om de arbeidsverhoudingen te laten toetsen aan de huidige Europese en nationale wet- en regelgeving. BVD advocaten kan u daarmee van dienst zijn.