Iedere werknemer die na meer dan twee jaar zijn baan verliest, heeft sinds 2015 in principe recht op de zogenaamde transitievergoeding. Dus ook zieke werknemers, wanneer zij na twee jaar arbeidsongeschiktheid kunnen worden ontslagen.

Het feit dat werkgevers een zieke werknemer, na twee jaar verplichte loondoorbetaling, ook nog een ontslagvergoeding moeten meegeven, heeft tot veel weerstand geleid bij werkgevers. In de praktijk laten werkgevers de arbeidsovereenkomst met de zieke werknemer liever gewoon doorlopen,  in plaats van de werknemer te ontslaan met toekenning van een vergoeding.

Wettelijk gezien is daar niets op aan te merken. In zo’n geval is sprake van een slapend dienstverband: hoewel de zieke werknemer inmiddels een ziekte-uitkering kan ontvangen, blijft hij gewoon ziek in dienst, zonder recht op een ontslagvergoeding. Zeker voor langdurig zieken een onbevredigende situatie.

De achterliggende jaren is regelmatig geprocedeerd over de vraag of werkgevers verplicht konden worden hun zieke werknemers na twee jaar te ontslaan, zodat deze werknemers aanspraak kunnen maken op de transitievergoeding. Consequent werd hierbij geoordeeld dat werkgevers hier wettelijk gezien niet toe verplicht konden worden, ondanks het feit dat verschillende rechters deze handelswijze van werkgevers wel als “onfatsoenlijk” bestempelen. Doorslaggevend was dat werkgevers een eigen financieel belang hebben om de transitievergoeding niet uit te hoeven keren.

Medio 2018 is de Wet compensatie transitievergoedingen aangenomen, welke per 1 april 2020 van kracht zal worden. Werkgevers kunnen daardoor aanspraak maken op een vergoeding voor het bedrag dat zij bij het ontslag van hun zieke werknemer hebben betaald. Omdat werkgevers dus gecompenseerd worden voor de transitievergoeding, ligt het voor de hand dat er in de toekomst wel een recht ontstaat om ontslagen te worden.

Deze blog is gepubliceerd als opinieartikel in het Nederlands Dagblad

Verder lezen op nd.nl

 

Deel dit artikel

Expertises