Cornelis Klepper
Cornelis Klepper
In bouwprojecten wordt veel gewerkt met verzekeringsplichten. Wanneer een dergelijke plicht geldt voor de hoofdaannemer, wordt deze niet zelden ‘doorgelegd’ naar de onderaannemer die het betreffende onderdeel van het werk uitvoert. Indien de onderaannemer vervolgens ter zake een polis afsluit lijkt alles in orde. Toch kan het ingeval van schade misgaan indien onvoldoende is verzekerd. De verzekeraar zal dan de ontstane schade niet vergoeden. De vraag wie in dat geval de schade dient te dragen, werd in 2014 voorgelegd aan de Raad van Arbitrage voor de bouw.1
Het betreffende project zag op de aanleg van een afvalwaterpersleiding. De benodigde boorwerkzaamheden, bestaande uit drie bestuurbare horizontale boringen, werden uitbesteed aan een onderaanneemster. De hoofdaanneemster behield zelf de verantwoordelijkheid voor de overige grondwerkzaamheden, het lokaliseren van kabels en leidingen (evenals voor het doen van een Klic-melding), de grondonderzoeken en het maken van tekeningen en berekeningen. Bij de uitvoering van de werkzaamheden volgde onderaanneemster het door hoofdaanneemster uitgezette boortracé. Tijdens het ruimen van een boorgat bleek een gasleiding beschadigd. Deze schade was veroorzaakt door aan hoofdaanneemster toe te rekenen omstandigheden. Nadat de verzekeraars van hoofdaanneemster de schade aan de beheerder van de gasleiding hadden vergoed, probeerden zij de schade te verhalen bij de verzekeraar van de onderaanneemster.
Die poging was niet onlogisch: in de onderaannemingsovereenkomst was opgenomen dat onderaanneemster de hoofdaanneemster diende te vrijwaren voor alle schade die verband houdt met de opgedragen werkzaamheden. Bovendien was bepaald dat hoofdaanneemster als meeverzekerde partij moest worden opgenomen in de aansprakelijkheidspolis(sen) voor het werkmaterieel van onderaanneemster, waarbij was opgenomen dat geen dekkingsbeperkingen mochten gelden inzake kabel-/leidingschaden of regiefouten.
De verzekeraar van onderaanneemster wees echter op het feit dat hoofdaanneemster op grond van de polis alleen als meeverzekerde gold ingeval onderaanneemster ook zelf aansprakelijk zou zijn voor de schade. Nu dat niet het geval was, wilde de verzekeraar niet uitkeren. De verzekeraar van hoofdaanneemster bleef daardoor met de schade zitten.
Volgens hen is een “ontoereikende polis” afgesloten.
Deze situatie werd – in hoger beroep – voorgelegd aan de Raad van Arbitrage van de bouw. Appelarbiters oordelen dat de verzekeringsverplichting in de onderaannemingsovereenkomst op zichzelf helder en begrijpelijk is, en dat onderaanneemster niet aan deze verplichting heeft voldaan. Volgens hen is een “ontoereikende polis” afgesloten. De gevolgen daarvan komen voor rekening van de onderaanneemster: zij dient de schade, het eigen risico en de expertisekosten te vergoeden.
Concluderend kan gezegd worden dat het van groot belang is nauwkeurig te controleren welke verzekering in een concreet geval moet worden afgesloten op grond van de contractuele verplichtingen. Dit geldt zowel specifiek in situaties waarin kabel- of leidingschade kan ontstaan als meer algemeen in bouwprojecten.
Twijfelt u over de te kiezen of gekozen polis, of heeft u vragen over graafschade? Neem dan contact op met de specialisten van BVD advocaten. Zij staan u graag met raad en daad ter zijde.
1 RvA 9 december 2014, nr. 71.930